EEN PLEIDOOI VOOR VERDERE CONTACT
WD Jonker
Gereformeerd Dagblad, 24e jaargang nr 13, 6 september 1968, p 59–60
Het is een bedroevende zaak, maar het is nu eenmaal waar dat de G.O.S. 1968 bij meer dan een een slechte smaak nagelaten heeft. Ik kan natuurlijk niet spreken over de gevoelens in andere landen, maar wat Nederland en Zuid-Afrika betreft, is het vrij duidelijk dat niemand bepaald gelukkig over deze bijeenkomst is. Zelfs heb ik het ontstellend gevoel dat deze synode niet bijgedragen heeft tot een groter wederzijds begrip, maar tot een groter wordende verwijdering tussen de Geref. Kerken in Nederland en de Afrikaanse kerken die in het verleden met zoveel vertrouwen naar de Geref. Kerken hebben opgezien.
De oorzaak van de verwijdering is niet ver te zoeken. Het hangt van de kant van Nederland samen met het gevoel dat de kerken in Zuid-Afrika zich zo door het nationalisme hebben laten overwoekeren, dat ze geen goede kijk meer hebben op de Bijbelse eisen ten opzichte van de menselijke verhoudingen zoals deze specifiek in de Zuid-Afrikaanse rassensituatie aan de orde komen. Men hoort in de verdediging die de Zuid-Afrikaners van het beleid van hun land (en kerk) geven, de stem van het volk, van het naakte nationalisme, zij het dan gecamoufleerd door allerlei Bijbelse en morele argumenten. Hier en daar hoort men zelfs in Nederland een vraagteken plaatsen achter de goede trouw van de Zuid-Afrikaanse afgevaardigden. Het is voor menige Nederlandse christen ondenkbaar dat de gelovigen in Zuid-Afrika, die hoog opgeven over hun eigen getrouwheid aan de Heilige Schrift, zo weinig oog hebben voor het onrecht dat volgens Nederlandse opvattingen dag aan dag in Zuid-Afrika tegenover mensen van gekleurde rassen gepleegd wordt. Daarom vindt men de Zuid-Afrikaanse kerken ongeloofwaardig. Er wordt zelfs gevraagd of het nog zin heeft met mensen te spreken die bij voorbaat weten dat ze zich door geen argument mogen laten overtuigen, omdat ze dan zo moeilijk hun eigen “image” in Zuid-Afrika zouden kunnen redden. Daarom gaan er ook stemmen op die pleiten voor een loslaten van de G.O.S. zolang het toch niet de moeite waard schijnt te zijn daar met elkaar te spreken.
De Afrikaanse afgevaardigden zien de zaken weer uit hun eigen gezichtshoek. Hoewel ze uiteraard meer beledigd zijn door de besluiten van de G.O.S. dan de Nederlanders, is het toch uit allerlei uitspraken duidelijk dat men in Zuid-Afrika momenteel geen goede indruk heeft van de rol die de Geref. Kerken in Nederland op de G.O.S. gespeeld hebben. Dat veroorzaak: voor-zover ik kan zien, een enorme verwijdering tussen de kerken in Zuid-Afrika en de Geref. Kerken in Nederland. In Zuid-Afrika is men vooral ontsteld over allerlei verschijnselen die de bijeenkomst in Lunteren voorafgegaan en begeleid hebben. Hierbij wordt vooral gedacht aan wat men een veldtocht tegen Zuid-Afrika in de Christelijke pers en over de radio en televisie noemt. Er wordt ook gedacht aan de uitstalling tijdens de zitting van de synode, aan de toon van het zgn. “critisch bulletin” waarmee jongeren de synodezitting hebben begeleid, en aan het verschijnsel van een applaus dat telkens van de galerij dreigde los te breken wanneer er iets kritisch tegen Zuid-Afrika gezegd werd. Men brengt dergelijke verschijnselen in verband met het klimaat in de Geref. Kerken, omdat men meent te weten dat deze dingen allemaal van lidmaten van de Geref. Kerken afkomstig zijn. Ook wordt er in Zuid-Afrika gezegd dat sommige Nederlandse afgevaardigden op de synode deze veldtocht met verbetenheid hebben voortgezet. In Die Kerkbode (ambtelijk orgaan van de NG Kerk) kan men in een inleidingsartikel lezen: “Dat hierdie Gereformeerdes hulle verskil pertinent kenbaar maak, word hulle van harte gegun, maar dat daar steun gesoek is in onder andere die kwotering van terroristegetuienis en stemmewerwery buite die vergadersaal om, is vir ons Christelike gewete en erkende kerklike standaarde van optrede wat uit die gewete opkom, niks minder nie as skokkend. Met sulke verbetenheid wat by tye skynbaar aan bitterheid gegrens het, en met so ‘n versakte besef van sinodale moraal, het die skuldiges uiteindelik — begryplikerwys — die waardige vergadering eerder van hul vervreem as vir hul gewen.
De Zuid-Afrikaners zijn in Lunteren niet onder de indruk gekomen van de begeerte bij de Nederlandse Geref. Kerken om in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift met een zusterkerk te onderhandelen over wat men als een gevaarlijke weg beschouwt. Dat zal de bedoeling van de Nederlanders geweest zijn, maar ze hebben er niet in kunnen slagen deze bedoeling ook de Zuid-Afrikaners duidelijk te maken. Deze laatsten zijn eerder uit Lunteren weggegaan met de indruk dat de Geref. Kerken in Nederland in de ban zijn gekomen van een gevaarlijk liberalisme, waardoor zij meer erop gesteld zijn hun eigen “image” bij linksgezinde en revolutionaire groeperingen in Nederland te bewaren, dan werkelijk een eerlijk gesprek met mede-broeders te voeren. Het gevolg is dat aan de goede trouw van sommigen van de afgevaardigden van de Geref. Kerken in Zuid-Afrika thans openlijk getwijfeld wordt. In Die Voorligter (maandblad van de NG Kerk) wordt er gesproken over “kwaadwilligheid” van de kant van Nederland en van een poging bij sommige Nederlandse theologen “alles in hun vermogen te doen om het beleid van ons kerk in een scheven licht voor te stellen”.
Ik haal ten slotte ook nog een gedeelte aan uit het gemoemde inleidingsartikel van Die Kerkbode (4 September), waarin gezegd wordt: “Dis bowendien niks minder nie as bedroewend om te moet vasstel dat die kloof tussen ons kerk en sekere kringe van die Gereformeerde Kerk in Nederland, al wyer en dieper word. Bepaaldelijk (sic) skyn dit die geval te wees ten opsigte van beliggaamde tendense aan die Vrije Universiteit van Amsterdam, met wie se teologiese denke en vorming ons kerke vir geslagte graag prikkelende kontak onderhou het. Die groeiende kloof gaan helaas dieper as teologiese verskille oor rasseverhoudinge. Dit reik na die diepte van Skrifwaardering en belydenistrou. Die kragtige aandrang uit geledere van die Gereformeerde Kerk in Nederland dat die G.E.S. hom moet aansluit by die Wêreldraad van Kerke wat soveel Skrifontrouheid in sy basis herberg, aksentueer net nog eens die genoemde kloof. En dis voorwaar nie ons kerk wat besig is om Bybel- en Belydenisontrou te pleeg nie. Dit wil ons met betaamlike beskeidenheid en mag ons met onbetwyfelde stelligheid sê.”
Ik kan mij voorstellen dat een Nederlander die dit leest, zal zeggen dat hij de mentaliteit die uit zulke woorden spreekt, verschrikkelijk vindt. Terzelfdertijd is het duidelijk dat de Zuid-Afrikaners op hun beurt de mentaliteit van de Nederlandse Gereformeerden verschrikkelijk vinden. Zo staat men dan tegenover elkaar op een wijze die ik alleen maar ten diepste kan betreuren. Tot echte communicatie is het m.i. in Lunteren niet gekomen. De twee landen spraken in talen die de anderen niet verstonden, vanwege het verschil in denkklimaat. Zo was er eigenlijk geen enkele mogelijkheid van begrip voor het standpunt van de anderen. Al wat men van de anderen kon begrijpen, was dat ze op een dwaalweg geraakt waren waarvan men verschrikkelijke konsekwenties verwachtte. Niemand kwam onder de indruk van de Bijbelgetrouwheid van de andere. Zo min de Nederlanders zich de verdedigende houding van de Zuid-Afrikaners als een verdediging van het Woord van God konden voorstellen, zo min konden de Zuid-Afrikaners zich de demonstratieve ijver van de Nederlanders tegen apartheid als een ijver voor Christus voorstellen. De Nederlanders waren waarschijnlijk overtuigd dat de Zuid-Afrikaners niet naar Lunteren gekomen waren om naar medebroeders te luisteren en met hen te beraadslagen over Gods weg voor ons in deze veelrassige wereld, maar om Zuid-Afrika te verdedigen. Eveneens hadden de Zuid-Afrikaners waarschijnlijk de indruk dat sommigen van de Nederlandse afgevaardigden niet naar Lunteren waren gekomen om eens rustig over de dingen te praten en zich ten voile van alle problemen te vergewissen, maar om Zuid-Afrika eens een keer flink te veroordelen en zo blijk te geven van hun aanvaarding van de revolutionaire geest van de tijd.
Het pijnlijke was nu, dat geen van de twee partijen zichzelf van dergelyke verkeerde gezindheden bewust waren. De Nederlanders waren overtuigd dat ze nu een keer werkelijk profetisch moeten getuigen tegenover een situatie die voor hun besef door en door onchristelijk is. De Zuid-Afrikaners waren op hun beurt van overtuiging dat ze de geest van de revolutie waarvoor de Nederlanders naar hun oordeel een knieval maken, in zijn aangezicht moesten weerstaan en zo voor de waarheid moesten getuigen. Aan weerszijden was men van zijn eigen goede bedoelingen overtuigd, maar — dat is mijn persoonlijke indruk — stonden die van de andere toch onder een vraagteken.
Onder zulke omstandigheden kan men niet met elkaar werkelijk doorpraten.
Het is niet mijn taak te beoordelen of er elementen van waarheid schuilen in de vermoedens die men van elkaar koesterde. Ik ben alleen maar diep ongelukkig over de situatie die daardoor ontstond. Daarom wil ik pleiten voor verder contact tussen de betrokken kerken, ten einde alle mogelijke misverstanden uit de weg te ruimen en zo mogelijk elkaar van de wederzijdse goede trouw te overtuigen.
Voor een echt gesprek is de aanvaarding van de goede trouw van de gespreksgenoot (niet: de opponent) absoluut noodzakelijk. Wie probeert aan zijn broeder iets te zeggen, heeft alle belang daarbij dat zijn stem niet versmoord wordt onder het gedruis van allerlei andere dingen, zodat het onmogelijk is gehoord te worden. Het is, dacht ik, voor Zuid-Afrika en Nederland allebei van belang om opnieuw contact met elkaar te zoeken, maar dan op een wijze die het mogelijk maakt met elkaar door te praten.
Ik zal niets kwaads zeggen van de GOS, maar ik vind het een ontoereikende vorm van contact in kritieke situaties. Ik vind het nog steeds jammer dat men bij de GOS van een synode spreekt, terwijl het toch geen synode is. Het feit echter dat het een synode heet, brengt met zich mee dat er op de G.O.S. van synodale procedures gebruik gemaakt wordt. Dat betekent dat men allerlei orderegels in acht moet nemen. Ik heb geen hekel aan orderegels, maar ze kunnen op bepaalde momenten functioneren als versperringen op de weg van een goed gesprek. Men kan dan toch weer met synodale trucjes opereren. Men kan op een bepaald moment toch weer in het formele blijven hangen en het materiele verdringen. Men kan elkaar achteraf verwijten van “stemmewerwery”, want er moeten toch besluiten genomen worden. Ik dacht dat al deze dingen niet moesten kunnen gebeuren op een echte oecumenische bijeenkomst waar men met elkaar doorpraten wil.
Ik dacht dat het beter zou zijn om, zoals er al voorgesteld is, liever te spreken van een gereformeerde gespreksgemeenschap waar men niet bepaald erop aandringt besluiten te nemen, maar waar de verschillende kerken werkelijk hun problemen en verschillen onder de ogen kunnen zien. Als er dan bij een dergelijke samenkomst een besluit genomen moet worden, moet het een soort getuigenis zijn, niet van wat de meerderheid heeft weten aanvaard te krijgen bij wijze van stemming, maar van wat de gemeenschap van gereformeerde kerken als een overtuiging op grond van Gods Woord gevonden hebben, met elkaar. Als we niet zover kunnen komen, moeten wij zwijgen en onze armoede belijden, dat wij als gereformeerde christenen met een belijdenis het niet met elkaar eens kunnen zijn over zulke elementaire dingen van het leven als in Lunteren ter sprake zijn geweest.
Maar ook buiten een dergelijke algemene bijeenkomst om moesten er toch gelegenheden van contact mogelijk zijn tussen kerken die zoveel belang bij elkaar hebben als de Geref. Kerken in Nederland en de kerken in Zuid-Afrika die bij de GOS aangesloten zijn, vooral wanneer men ziet dat er wantrouwen en verwijdering ontstaat. Daarom wil ik pleiten dat men niet moet wachten totdat de GOS weer vergadert, maar dat er intussen aan deze zaak gewerkt moet worden. De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken vergadert, als ik het goed heb, in 1969, en de Algemene Synode van de NG Kerk vergadert in 1970. Is het niet wenselijk direct contact te leggen en een gesprek te beginnen dat voor beide kerken tot zegen zou kunnen zijn? Dat moet niet weer een gesprek zijn in een synodale zaal, onder de lichten van de televisiecamera’s en in de tegenwoordigheid van de pers, maar dat moet een gesprek zijn waar men met elkaar in zee kan gaan, totdat we elkaar werkelijk gevonden hebben en begrepen hebben. Dan pas is de tijd gekomen om elkaar te vermanen over wat wij van weerszijden bij de anderen aan verkeerdheden ontdekt hebben.
Is dat te veel gevraagd?
Ik geloof niet dat het teveel gevraagd is. De Nederlandse kerken hebben een verantwoordelijkheid tegenover de Zuid-Afrikaanse kerken die steeds met groot vertrouwen tot hen opgezien hebben. Het is niet denkbaar dat de Nederlandse kerken zich van de kerken in Zuid-Afrika met een schouderophaal kunnen afmaken. De kerken in Zuid-Afrika hebben op hun beurt een verbondenheid aan de Geref. Kerken in Nederland die meebrengt dat elke vorm van afwijking van de goede weg die ze in Nederland menen te bespeuren, hen veel pijnlijker aanspreekt dan de Nederlander zich zou kunnen voorstellen. Ik geloof dan ook niet dat we voor God met een goed geweten zouden kunnen staan als we zouden toelaten dat de verwijdering steeds maar groter wordt en we niet elkaar werkelijk zouden zoeken.
De Christelijke Gereformeerde Kerk wil thans samensprekingen met de Geref Kerk in Zuid- Afrika gaan voeren. Kunnen de Geref. Kerken niet op hun beurt de mogelijkheid overwegen om met de NG Kerk dit ook te doen?
De zin van een goed gesprek is, dat we elkaar ontmoeten op grond van wat ons verenigt, en dat we vandaar uit met elkaar moet en doorpraten totdat we elkaar gedwongen hebben zichzelf van eigen standpunten in het licht van Schrift en belijdenis rekenschap te geven. Dat is uiteindelijk een werk van de Heilige Geest, maar wij zijn schuldig als we te oppervlakkig tegenover elkaar staan, in plaats van solidair met elkaar, opdat we zouden kunnen dienen als Gods getuigen, ook voor de broeders.