Hulp aan de catecheet

HULP AAN DE CATECHEET

WD Jonker
Gereformeerd weekblad, 25e jaargang nr. 3 – 4, 27 juni 1969, 367

(Naar aanleiding van: Handleiding voor de Catecheet, onder redactie van de Raad voor de Catechese van de Ned Herv Kerk en de Geref. Werkgroep voor de Catechese, uitgegeven door Boekencentrum NV, ‘s-Gravenhage, en JH Kok NV, Kampen, 1968.)

De catechese blijft nu eenmaal een van de belangrijkste aspecten van het kerkelijk werk. In onze tijd is het gewicht van de catechese eerder toe- dan afgenomen, vooral nu de preek als “openbare rede” steeds minder een overheersende positie het kerkelijk leven schijnt in te nemen en het didactisch element in de prediking, maar ook in andere liturgische elementen, steeds meer aan betekenis verliest. Het schijnt wel zo te zijn, dat de catechese nu een deel van de taak van de vroegere leerienst en zelfs van bepaalde aspecten van het jeugdwerk in de verenigingen zal moeten overnemen. Zal het kerkelijk leven niet aan oppervlakkigheid lijden, dan zal de catechese wel heel sterk verantwoordelijkheid moeten dragen om de jeugdige lidmaten de noodzakelijke toerusting te ven waarzonder het niet tot een gezond kerkelijk leven kan komen.

Door deze omstandigheid is het werk van de catechese veel moeilijker geworden dan het al was. Want niet alleen moet de catechese een grotere verantwoordelijkheid op zich nemen dan vroeger noodzakelijk was, maar ze heeft natuurlijk ook maken met dezelfde faktoren die het didactisch element in prediking en verenigingsleven problematisch maken. Het is duidelijk dat de tijd en ook me betrekking tot de catechese veranderd zijn en dat men hier niet meer uit mag gaan van veronderstellingen die vandaag niet meer gelden. Als één ding wel bijzonder duidelijk is, dan wel dit, dat de catechisanten niet gebaat zijn met een vermeerdering van kennis die hen op een schoolse mier bijgebracht wordt, zonder dat het verband tussen deze kennis en hun persoonlijke keuze voor Christus in een wereld met vele kleine en grote vragen doorzichtig wordt. Het gaat in de catechese natuurlijk om de kennis, maar dan om een verworven kennis, een kennis die niet maar bovenop gelegd wordt, maar een kennis die een verbindend karakter heeft, omdat ze voor de catecheet relevant is en tot een eigen inzicht en overtuiging geworden is.

Hoe men in de catechese te werk moet gaan om hiervan iets tot stand te brengen, blijft steeds weer een moeilijke vraag die niet eens en voor altijd beantwoord kan worden, maar die telkens weer tot verantwoording dwingt. De catecheet zal daarbij natuurlijk veel door eigen ondervinding kunnen leren, maar de ondervinding zegt ook weer niet alles. Het is noodzakelijk in deze dingen geholpen te worden door mensen die in staat zijn ondervinding en degelijke kennis van allerlei aspecten van het leerproces met elkaar te combineren en tot een welgefundeerde methode te geraken.

In dit verband nu is de verschijning van de Handleiding voor de Catecheet onder redactie van de Raad voor de Catechese van de Ned Herv Kerk en de Geref. Werkgroep voor de Catechese een evenement. We hebben hier namelijk geen theoretische verhandeling over de catechetiek, maar een hulp voor de praktijk van de catechese. Van deze hulp kunnen allen die met dit belangrijk werk bezig zijn, met vrijmoedigheid en dankbaarheid gebruik maken.

Er zijn reeds drie deeltjes verschenen: Hoe gaan we bidden? (over het gebed in het algemeen het Onze Vader in het bijzonder); De Eredienst van de Gemeente, en: Op Verkenning door de Gemeente. De deeltjes zijn voorzien van een algemene inleiding, waarin het doel en de werkwijze van de handleiding uiteengezet worden. Andere deeltjes moeten nog volgen. Wanneer het geheel gereed ligt, zal de catecheet veel werkmateriaal bij de voorbereiding en de aanpak van de catechisatie tot zijn beschikking hebben. Het ligt niet in de bedoeling de catecheet te voorzien van vooraf-gefabriceerde lessen, maar om door het aanbrengen van materiaal en gedachten zijn eigen creativiteit te stimuleren en hem een handje te helpen bij de moeilijke taak de leerlingen op hun beurt creatief met de catechetische stof te laten omgaan. Het kan daarom ook zijn dat deze “hulp” de taak van de catecheet niet noodwendig lichter zal maken omdat hij misschien tot veel grotere activiteit dan vroeger aangezet zal worden. Het lijdt echter geen twijfel dat het gebruikmaken van deze hulp moet leiden tot een verlevendiging en verdieping van de catechese – en daarom gaat het ons toch ten diepste.

Het kan niet in de bedoeling liggen hier de handleiding inhoudelijk te bespreken. Vele gezichtspunten zouden voor een bespreking in aanmerking komen. We moeten echter de aandacht vestigen op wat bij deze handleiding centraal staat: de vraag hoe men de “leerstof” in de catechese zo kan aanbieden, dat een vruchtbaar contact tussen stof en leerlingen theoretisch mogelijk is. Het is namelijk belangrijk dat de onderwerpen die op de catechisatie behandeld worden, niet zo omschreven en geordend worden dat ze alleen de “vakmensen” interesseren, terwijl ze haaks staan op de mogelijke belangstelling van de doorsnee leerlingen. We hebben hier te maken met een vraag die niet alleen voor de catechese belangrijk is, maar ook voor de prediking. We kunnen namelijk het gebrek aan belangstelling in de prediking en catechese niet lichtelijk afmaken door te zeggen dat de stof die hier aan de orde gesteld wordt, altijd weer verzet in het natuurlijk hart van de mens zal opwekken. Niemand zal dit element willen ontkennen, maar niemand zal ook de verantwoordelijkheid van catecheet en prediker voor de wijze waarop hij met de “stof” omgaat, willen ontkennen. Wie als catecheet of prediker zo met de stof omgaat, dat hij niet meer zoekt naar de wegen waarlangs de harten bereikt kunnen worden en de belangstelling opgewekt kan worden, staat het evangelie zelf in de weg en bouwt met hooi en stro. We hebben in prediking en catechese te maken met levende mensen die door het evangelie aangesproken moeten worden, en daartoe moeten wij alles in werking stellen om de mensen te vinden waar ze te vinden zijn, opdat elke gedachte gevangen genomen kan worden tot gehoorzaamheid aan Christus.

Daarom acht ik het ook volkomen juist dat de opstellers van de handleiding zoveel aandacht besteed hebben aan didactische vragen. Ik acht het ook bijzonder gelukkig dat ze de catecheet weten duidelijk te maken dat de catechisatie telkens weer een gebeuren is waarin de typische eigen accenten van een bepaalde groep catechisanten en een bepaalde catecheet een rol zullen spelen bij de wijze waarop de grote vragen van geloof en leven aan de orde gesteld kunnen worden. Daarom moet hij de mogelijkheid ontwikkelen accuraat aan te voelen op welke wijze hij de stof aan de leerlingen op de profijtelijkste wijze kan presenteren. Hij zal misschien door deze methode gedwongen worden zijn aanbieding van de stof telkens te wijzigen, totdat hij de juiste weg gevonden heeft. In ieder geval moet hij vrij komen van een formulering van de stof die helemaal georiënteerd is op de “vak-belangstelling”. Hij moet zich leren verplaatsen in een patroon van vragen en interesse dat misschien voor hem als “deskundige” niet voor de hand liggend is, maar toch de manier representeert waarop de leerlingen en de “gewone” gemeenteleden vragen en denken. Slaagt hij hierin niet, dan. is hij ook niet in staat aan, gemeenteleden of leerlingen duidelijk te maken wat het evangelie te maken heeft met het concrete leven en hoe het evangelie juist ook onze manier van vragen en onze belangstellingsvelden corrigeert en verandert.

Voor de catecheet betekent deze wijze van catechese niets minder dan dat hij zichzelf helemaal moet geven in de taak die hij te vervullen heeft. Hij zal spoedig ontdekken dat hijzelf waarschijnlijk in bepaalde opzichten alleen een vakkundige belangstelling gehad heeft in de dingen die hij behandelt, en dat het zo natuurlijk niet kan gaan. Hij zal door deze methode dus gedwongen worden tot een eigen confrontatie met het evangelie die alleen maar heilzaam kan zijn. De catechese zal voor hemzelf veel meer moeten zijn dan de vervulling van een opdracht: hij zal in de catechese zelf ook gevormd moeten worden. Wil hij deze methode van catechese kunnen volhouden, dan zal hij in een voortdurende persoonlijke betrokkenheid bij het evangelie zijn werk moeten verrichten.

Op deze wijze komt ook de grote verantwoordelijkheid van de catecheet in het volle licht te staan. Nu de catechetische stof en de dingen die de leerlingen moeten “weten”, niet in een catechisatieboekje vastgelegd zijn en men niet aan vast-geformuleerde vragen en antwoorden genoeg heeft, is het gevaar natuurlijk ook weer groot dat de catecheet de leerlingen met een verschraald evangelie of met te weinig kennis van de “oude” antwoorden op de “nieuwe” vragen vertrouwd zal maken. Dit gevaar was er natuurlijk altijd ook wel, maar vroeger kon men er op rekenen dat het catechisatieboekje een aanvulling zou geven en een soort controlerende faktor zou zijn op het persoonlijke en subjectief aanbieden van de stof door de catecheet. Dat moet men natuurlijk onder ogen zien. Om deze reden zal de catecheet zich graag laten leiden door de informatie en opsomming van de stof die in de handleiding geboden wordt. Maar hij zal zich ook laten leiden door het belijden van de kerk, dat veel dieper en rijker mag zijn dan zijn eigen subjectieve mogelijkheden om de rijkdom van het evangelie te bevatten en door te geven.

Over de hulpmiddelen die bij de handleiding aangeboden worden – werkbladen, werkboeken etc. – behoeven we hier niet nadere informatie te geven. De uitgevers zullen zeker bereid zijn alle mogelijke inlichtingen te verstrekken aan iedereen die belangstelling heeft. Het is te hopen dat deze handleiding vele catecheten een dienst zal bewijzen tot opbouw van de gemeente!