PRAKTISCHE THEOLOGIE ALS THEOLOGISCHE FUTUROLOGIE
J Firet, Praktische theologie als theologische futurologie. Inaug. rede, Vrije Universiteit, 27 September 1968. Uitgave JH Kok NV, Kampen.
WD Jonker
Gereformeerd weekblad, 24e jaargang nr 29, 17 januari 1969, p 183, 184
De rede van Prof Firet is niet alleen voorbeeldig kort en helder geschreven, maar geeft ook duidelijk blijk van de theologische bekwaamheid en de begaafdheid van de nieuwe hoogleraar. Indien we in deze rede een voorsmaak hebben van het werk dat Prof Firet in de vorming van zijn studenten zal verrichten, kunnen we zeker veel goeds van de toekomstige predikanten verwachten!
De inauguratie van Prof Firet is in onze kringen eigenlijk een historisch moment geweest, want naar ik meen is hij sinds de dagen van Prof Waterink de eerste hoogleraar in de ambtelijke vakken aan de VU of Kampen die van huis uit ambtelijk theoloog is en in de ambtelijke vakken gepromoveerd is. Dit feit geeft aan hem bepaalde mogelijkheden mee die door sommigen van zijn voorgangers eerst verworven moesten worden. We kunnen dan ook zeker van hem een nieuwe aanpak van de ambtelijke vakken verwachten.
Zijn rede geeft alle aanleiding daartoe om te zeggen dat die nieuwe aanpak reeds bij hem aanwezig is. Zoals het opschrift van de rede doet vermoeden, is het doel van de rede om te laten zien dat de ambtelijke vakken (Prof Firet verkiest de benaming praktische theologie) een eigen theologische taak hebben. Die taak nu bestaat o.a. erin, dat dit “onderdeel” van de theologie zich bezig houdt met een verantwoorde bestudering van de verwachte voorwaarden waaraan de arbeid van de kerk zal moeten voldoen, wil de kerk ook in de toekomst haar opdracht als kerk effectief blijven verrichten. We leven nu eenmaal in een snel veranderende wereld en de kerk moet rekening houden met het feit dat de pastores van morgen tegenover nieuwe situaties zullen komen te staan; waarbij aan hen eisen gesteld zullen worden die ze niet effectief tegemoet kunnen treden op grond van hun kennis van de huidige stand van zaken of slechts met de toerusting voor hun taak die de kerk van vandaag in de vorm van konkrete adviezen vanuit de eigen ervaring aan hen mee kan geven. Wat ze nodig hebben, is een systematisch verworven kennis van te verwachten verschijnselen en omstandigheden die de arbeid van de kerk in de toekomst voor nieuwe uitdagingen en mogelijkheden zullen stellen. Deze betrouwbare kennis moet aan de toekomstige dienaren van de kerk meegegeven worden door de praktische theologie.
De praktische theologie heeft dus een dubbele taak: een onderzoektaak en een onderrichttaak. De onderzoektaak bestaat daarin dat de praktische theologie onderzoek instelt naar de huidige arbeid van de kerk, maar dan zó, dat men de tendenties die voor de toekomstige ontwikkelingen van belang zijn, daarbij in het bijzonder evalueert, ten einde een kennis op te bouwen van hoe de arbeid van de kerk in de toekomst zal moeten zijn. De onderrichttaak bestaat daarin, dat de studenten ingeleid worden in deze onderzoektaak, ten einde hun het vermogen bij te brengen in de toekomst zelf onder alle mogelijke omstandigheden de situaties waarin de kerk verkeert, juist te analyseren en de vraag te kunnen beantwoorden hoe de arbeid van de kerk zal moeten zijn ten einde aan het doel te kunnen beantwoorden.
We hebben gezegd: de onderzoektaak van de kerk bestaat in het onderzoek naar de huidige arbeid van de kerk. Prof Firet zegt dit op zijn eigen manier. Hij zegt: de praktische theologie moet onderzoek instellen naar het proces, het gebeuren van de menselijke communicatie in de kerk, want het is wezenlijk voor de arbeid van de kerk dat die in een proces van communicatie bestaat. Deze communicatie wordt immers door God gebruikt als de weg waarlangs Hij tot de mensen komt. Firet gebruikt graag het woord intermediair: het funktioneren van de kerk of het pastoraal optreden is het intermediair waardoor God in zijn woord tot de mensen komt. Het tussenmenselijke communicatieproces vormt nu het bijzondere objekt van het onderzoek van de praktische theologie. In onderscheiding van de andere theologische disciplines die zich – om het nu maar heel simplistisch te zeggen – bezig houden met het “objektieve” woord van God en de belijdenis, moet de praktische theologie zich bezig houden met het “subjektief” gebeuren van het tot stand komen van de kennis van God bij de mensen. De praktische theologie analyseert de feitelijke strukturen en het feitelijk funktioneren van de kerk met het oog op de vraag hoe in deze strukturen en door dit funktioneren een werkelijke communicatie tot stand komt waar-door het komen van God tot de mensen “geïntermedieerd” wordt. De praktische theologie stelt dus niet in eerste instantie de vraag naar de inhoud van de kerkelijke verkondiging – hoewel deze vraag haar niet om het even is – maar ze stelt de vraag of de kerkelijke verkondiging wel “overkomt”, of de kerkelijke verkondiging voldoet aan de vereisten die aan een werkelijke communicatie gesteld moeten worden. De praktische theologie analyseert m.a.w. het proces van de kerkelijke communicatie. Omdat ze bij deze analyse echter specifiek de vraag stelt welke trends een aanduiding geven van hoe het proces in de toekomst zal moeten verlopen om aan de gewijzigde situaties van de toekomst tegemoet te kunnen komen, noemt Firet de onderzoektaak van de praktische theologie een prospectieve proces- analyse: een analyse die op de toekomst gericht is. Vandaar dat hij ook kan spreken over de praktische theologie als theologische futurologie. De futurologie is de wetenschap die zich bezig houdt met het verwerven en verschaffen van inlichting over toekomstige situaties. Door de praktische theologie dus theologische futurologie te noemen, wil Firet zeggen dat de praktische theologie vooral tot opdracht heeft om de kerk te dienen met betrouwbare kennis van wat we in de toekomst kunnen verwachten op grond van een ontleding van het heden.
Het is duidelijk dat Prof Firet zich op deze manier een taakomschrijving van de praktische theologie verschaft die bepaald grote voordelen heeft. Om mee te beginne: de oude zwakheid van de praktische theologie dat ze eigenlijk maar moeilijk duidelijk kon maken wat precies haar eigen objekt van studie in onderscheiding van de andere theologische vakken is, is daarmee overwonnen. Eveneens is het oude probleem dat de praktische theologie door velen beschouwd werd als een praktische toeleiding tot het ambt, een soort professionele opleiding die niet de naam van wetenschap waard is, ook opgelost, en wel op een bijzondere wijze, doordat de toeleiding tot het ambt harmonisch inbegrepen is in de wetenschappelijke onderzoektaak van de praktische theologie. Daarbij wordt ook een zeer konkreet antwoord gegeven op de vraag hoe theologie en praktijk zich in één vakgebied tot elkaar moeten verhouden. Over dit laatste nog een enkel woord.
Prof Firet ziet de zaak zó, dat de praktische theologie geheel op de praktijk van de kerk gericht is, wat ook meebrengt dat de praktische theologie veel gemeenschappelijks heeft met sommige niet-theologische vakken (zoals bv sociologie, psychologie, pedagogiek), die allen bezig zijn met het communicatieproces. Het verschil van de praktische theologie met die andere vakken bestaat echter daarin, dat de praktische theologie het communicatieproces dat ze bestudeert, verstaat als het intermediair van Gods komen tot de mens. Daarom is de belangstelling van de praktische theologie in dit gebeuren geen zuiver sociologische, psychologische of pedagogische belangstelling, maar een theologische belangstelling, die gedragen wordt door de vraag of dit communicatieproces werkelijk dienstbaar kan zijn aan het komen van God tot de mens. De praktische theologie staat allerminst theologisch- neutraal bij haar onderzoek van het communicatie- proces. Ze heeft een waarderingsoordeel ten opzichte van het gevondene en oefent kritiek op dit proces uit in het licht van haar theologische overtuiging. Op deze wijze meent Prof Firet voldoende recht te laten geschieden aan het theologisch karakter van de praktische theologie.
Ik meen dat het reeds uit deze korte samenvatting duidelijk behoort te zijn dat we hier een zeer belangrijke bijdrage tot het gesprek rondom de aard en de taak van de ambtelijke vakken voor ons hebben. De vraag is niet, of we allen van mening zijn dat Prof Firet het laatste woord over deze zaak gesproken heeft. De vraag is of hij een bijdrage geleverd heeft waarvan men moet zeggen dat die ons werkelijk geholpen heeft om in de moeilijke vragen rondom dit vakgebied wat meer licht te krijgen. En op deze vraag moeten we zonder meer ja antwoorden. Het zou uiterst interessant zijn een vergelijking te treffen tussen de standpunten van Firet en de standpunten van Kuyper, Hoekstra en Waterink. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke vergelijking een vérgaande overeenkomst in de benadering van deze vragen zal openbaren, maar ook een belangrijk accentverschil dat uitdrukking geeft aan het feit dat Firet al weer meer dan veertig jaar ná b.v. Waterink over deze zaken spreekt. De ruimte ontbreekt hier verder op deze dingen in te gaan.
We kunnen deze rede hartelijk aanbevelen bij alle meelevende lidmaten die graag meer van de problematiek in de theologie willen weten. Het is verstaanbaar genoeg geschreven om door allen begrepen te kunnen worden.