De Katholiciteit van Christendom en Kerk – Boekbespreking

DE KATHOLICITEIT VAN CHRISTENDOM EN KERK

Dr H Bavinck, De Katholiciteit van Christendom en Kerk,
ingeleid door Drs G Puchinger, Kok, Kampen, 1968.

WD Jonker
Boekbespreking – Gereformeerd Weekblad 19 September 1969

Het zal niet vaak gebeuren dat een rectorate rede na tachtig jaar weer herdrukt wordt. Het feit dat dit nu met deze rede van Bavinck uit 1888 gebeurd is, moet een aanduiding zijn van de actualiteit van de gedachten van Bavinck voor onze tijd.

Wie deze rede leest, zal er natuurlijk ook allerlei uitspraken in vinden die nu alleen nog maar historische waarde hebben, omdat ze ontsproten zijn aan de toenmalige omstandigheden. Maar hij zal ook veel vinden waarvan hij zal moeten zeggen dat deze dingen ook vandaag gezegd zouden kunnen worden. Het is geen wonder dat Prof H Berkhof gezegd heeft dat deze rede opvalt door haar moderniteit.

Merkwaardig is de wijze waarop Bavinck vanuit de katholiciteit van de kerk de neiging om zich uit de goddeloze wereld terug te trekker, afwijst (p 34 ev). Hij moet niets hebben van een onvrije, ascetische beschouwing van de wereld en haar cultuur. Hij vindt het te klein dat men zich alleen maar ten doel stelt enkelen te redden uit een wereld die in het boze ligt. We moeten niet onze activiteiten richten op de onderdelen, maar op het centrum, op de vesting van de afval van God. We moeten ons niet onttrekken aan het openbare leven, maar alles op het spel zetten om het leven te hervormen naar de eis van Gods woord.

Daarom gaat Bavinck ook niet uit de weg voor de grote problemen van de tijd. “Hoe ingewikkeld de verhoudingen dan ook zijn, waarin wij als belijders van Christus in deze eeuw ons geplaatst zien; hoe ernstig en moeilijk, ja haast onoplosbaar de problemen wezen mogen, die op maatschappelijk en staatkundig gebied en bovenal in de wetenschap ons worden voorgelegd, het zou van ongeloof en machteloosheid getuigen, indien wij hooghartig aan de strijd ons onttrokken en misschien nog wel onder Christelijke schijn heel de beschaving der eeuw als demonisch zouden verwerpen” (p 38).

Misschien wordt er vandaag onder ons veel meer begrip voor dergelijke gedachten van Bavinck aangetroffen dan vroeger weleens het geval geweest kon zijn. Daarin zou Bavinck zich verheugd hebben. Maar hij zou zich natuurlijk niet verheugd hebben, indien men deze gedachten niet in hun context zou laten functioneren. De rede van Bavinck laat er namelijk ook geen twijfel over bestaan dat een dergelijk ingaan in de wereld alleen maar zin heeft als de kerk werkelijk kerk blijft. Als Bavinck vandaag zijn rede gehouden zou hebben, zou juist hij, die destijds zo scherp tegen het gevaar van een sektarisch isolement gewaarschuwd heeft, ongetwijfeld ook gewaarschuwd hebben tegen verwarring van de katholiciteit van het christelijk geloof met een lichtvaardige en onkritische uitwissing van alle grenzen. Daarvan mag zijn beklemtoning van het Koninkrijk Gods als een zuurdesem en mosterdzaad ons wel overtuigen (p 6), evenals zijn waardering voor de gave die God in tijden van verval aan zijn kerk gegeven heeft in mannen als Fox en Wesley, Spener en Francke, Von Zinzendorf en Labadie, Darby en Irving, Moody en Booth, al heeft hij ook kritiek op hen (p 33). Bij alle mildheid en wijdheid in de rede van Bavinck is er toch ook een diepte aanwezig en een dimensie, die men in onze tijd vaak mist.

Dat komt ook naar voren in zijn beklemtoning van de noodzakelijkheid om de eenheid van de kerk te zoeken. Machtige en roerende dingen zegt hij over deze eenheid die gezocht moet worden, en men komt onder de indruk van de grootheid van Bavinck, dat hij dergelijke dingen zo lang geleden reeds gezien en gezegd heeft – dingen die in onze tijd nog modern aandoen (vgl p 38 ev). Maar ook hier zoekt hij de eenheid niet in eerste instantie in een uitwendige vereniging, maar in de eenheid van het geloof, al moet men dan ook bereid zijn de eenheid in het geloof te aanvaarden, waar er in allerlei niet-fundamentele dingen verschillen bestaan. Voor een uitwendige vereniging van geloof en ongeloof voelt hij echter niets en hij acht het zelfs noodzakelijk dat wat niet inwendig samen hoort, liever uiteen moet gaan. De evenwichtigheid van Bavinck spreekt ook weer uit deze rede zo duidelijk, dat men de uitgever die deze rede na zoveel jaren herdrukt heeft, niet alleen goed kan begrijpen, maar hem ook dankbaar moet zijn.

De rede is voorzien van een inleiding door Drs (thans Dr) G Puchinger, die altijd een aanvoeling heeft voor hetgeen actueel is en nu ook weer heeft laten blijken dat hij een goed begrip heeft gehad voor de betekenis van deze rede van Bavinck voor onze tijd.