Verwysing na WD Jonker – beroep na Stellenbosch:
Uittreksels uit:
HANDELINGEN VAN DE BUITENGEWONE VERGADERING
VAN HET CURATORIUM MET HET COLLEGE VAN HOOGLERAREN
VAN DE THEOLOGISCHE HOGESCHOOL
op 21 Oktober 1970
ARTIKEL 1
De president opent de vergadering, leest Johannes 15:9–17 en gaat voor in gebed. Hij verwelkomt de aanwezigen, in het bijzonder mr Van der Sijs, Enschede, die als secundus dr. Kruyswijk vervangt. Ds Aalbers, Geldrop, die wel door de Part. Synode van Noord-Brabant en Limburg als curator is aangewezen, maar nog niet door de Generale Synode 1969/70 is benoemd, heeft de stukken, die hem al waren toegezonden, geretourneerd.
ARTIKEL 2
De president deelt mee, dat prof Jonker een benoeming heeft ontvangen uit Stellenbosch (Zuid-Afrika) – hij wenst hem daarmee geluk; het moderamen van het Curatorium heeft met hem over deze benoeming gesproken.
Ds de Vries heeft het Curatorium vertegenwoordigd bij het afscheid van dr Jelsma van ‘s-Gravenhage-West – prof Plomp was daarbij namens het college van docenten – en bij de promotie van de heer Sutarno; ds Van Enk heeft de dies-viering van de VU bijgewoond en de opening van het academisch jaar.
ARTIKEL 3
Het agendum wordt besproken en vastgesteld.
ARTIKEL 4
De notulen van de gewone vergadering 8/9/1970 worden gearresteerd, nadat een paar kleine veranderingen zijn aangebracht. Eveneens worden besproken de notulen van de vergaderingen van het moderamen op 18 aug. 1970, 28 augustus 1970, 23 september 1970 en 30 september 1970.
Uit deze notulen wordt het volgende in de notulen van deze vergadering overgebracht.
Het moderamen van de Generale Synode 1969/70 heeft zijn goedbesteed willen zien in de propaedeuse. Het zou Groningen verder vrij willen laten, maar zichzelf alsnog aan de generale lijn willen houden. Het is duidelijk, dat ook aard en karakter van het onderwijs zich in de storm bevinden. Wat is onderwijs in het algemeen – behalve onder wijs in de theologie in het bijzonder? De Commissie O(nderwijs) en O(nderzoek) heeft het zwaar en gaat het zwaarder krijgen. Vandaar, dat in het prioriteitenschema voor nieuwe krachten bovenaan staat de wens om een studiesecretaris. De week, die besteed werd aan het project voor de zg. onderwijsweek, waarin het program voor de volgende cursus werd getoetst. Op meer dan één punt kwam hier zelfs meer uit dan er in was gestopt.
De langverhoopte subsidie is no steeds geen feit, in de zin van “binnen”, maar de beer lijkt geschoten (hetzelfde lijkt het geval voor de erkenning van de Hogeschool als instelling van wetenschappelijk hoger onderwijs). Wetenschappelijke medewerkers en assistenten kunnen dan worden aangetrokken, terwijl de studentenassistentie kan dóórgaan. Bij deze laatste groep wordt niet alleen gedacht aan assistentie voor één docent of binnen één discipline: ook “onderwijs” en “democratisering” kunnen het niet langer zonder betaalde krachten stellen. Maar eindelijk zal er in de nabije toekomst van zoiets als een staf sprake kunnen zijn. Dat betekent verlichting van de docent, betere voorlichting van de student, terwijl nu ook aan de “Nachwuchs” gedacht kan worden. Bij dit alles dient zich ook de figuur van de studiebege leider als dringende noodzaak aan. In confesso zij hij dit alles, dat de toekomst ondenkbaar is zonder de achtergrond van een bureau op welks energie niet langer die roofbouw mag worden gepleegd, die dit jaar in stijgende mate het geval is geweest. Dringend nodig zijn een boek houder, een secretaresse en een assistent. Zoals ook een drastische verruiming van de – of een andere hogeschool. Zulks terwille van – wederom – het bureau, maar van àlle activiteiten, van de docent privé, zijn collegeruimte, de bibliotheek etc. Eerst wanneer dit (ruimte) probleem is opgelost – benevens dat van de nodige mankracht – zal het mogelijk zijn op werkelijk verantwoorde wijze, nl in werkgroepen college te gaan geven.
Dit was eveneens het jaar, dat gevolg kon worden gegeven aan een langgekoesterde wens van de civitas: eindelijk werd een mogelijkheid gevonden tot aanwijzing van een studentenpredikant. Het verwonderde niemand, dat de keuze viel op ds E Th Thijs, die zich in de afgelopen jaren veel aan de Hogeschool gelegen had laten liggen. Hij wordt voor 5/8 door de School en voor 3/8 door de Kerk van Kampen betaald. 1 juni vangt zijn werk aan.
Data, fata etc.
Vrijdag 30 mei sloot de toenmalige rector de cursus met een meditatie over Prediker 1:1–10. Bij de opening der lessen op maandag 29 september sprak de pro-rector dr Bakker over critische theologie en Herbert Marcuse.
Bij de inschrijving op 9 september hadden zich 55 nieuwe studenten gemeld, waardoor het aantal studenten kwam op 302 (inclusief 50 ingeschrevenen voor het doctoraal). 11 december vond de overdracht plaats van het rectoraat aan dr Hartvelt door dr Rothuizen, die een rede hield over Steen of stroom? Menno ter Braak en Anton van Duinkerken over het christendom.
In het college kwam de wenselijkheid van de rectorale rede ter sprake. Vrij algemeen was men van mening, dat deze, al was het maar als “visite-kaartje” doorgang moest vinden. Dit neemt niet weg, dat deze rede, nu het rectoraat sinds de cursus ’69–’70 aanzienlijk is verzwaard, een ernstige belasting mag heten, zodat het aanbeveling zou verdienen, dat de rector van een oud recht gebruik maakt en met het oog op de rede in de herfst geruime tijd van collegegeven wordt ontslagen. 14 januari was er een bijeenkomst met de collega’s van de VU, waarbij Kampen als gastheer fungeerde en mr dr DC Mulder refereerde over A-religieuze mens? Misschien kan hierbij opgemerkt, dat er van méér contact met de VU sprake is, oa via de wederzijdse studieraden. 16 en 17 januari was Kampen vertegenwoordigd bij de theologische sectie van de academische raad – alwaar een herstructurering van de theologische studie ter sprake kwam – zoals ook op 28 februari.
Inmiddels had van 19–23 januari de reeds genoemde project-propae deuseweek plaatsgevonden en – op 14 februari – de bekende voorlichtingsdag, alwaar een kleine 70 a.s. studenten verschenen. De installatie Civitas-Raad “nieuwe stijl” op 11 februari werd eveneens reeds vermeld. Februari was tevens de maand, dat een tweede pedel, de heer W Brouwer, zijn intrede deed aan de hogeschool. Naar wij menen te weten deed hij zijn werk met plezier en wordt hij alom gewaardeerd. Een excursie van studenten en twee hoogleraren naar Taizé en Genève geplanned dit jaar, ging bij gebrek aan belangstelling helaas niet door. Hetzelfde gold voor het studium generale deze cursus, al moet gezegd, dat de commissie culturele zaken voor een uitmuntend alternatief zorgde door een interessante bezetting van diverse avonden in de onderwijsweek, gevuld als deze werden met een film, een forum over massamedia, een klassiek concert en een jazz- en toneelavond, terwijl de sfeer van een kunstmarkt de School een allerplezierigst karakter verleende. Ook kon weer een kunstwerk worden aangekocht.
Op 23–24 ontving het moderamen van het College een afvaardiging van het Instituut voor Missiologie en Ecumenica, en wel de voorzitter, dr. Bronkhorst en de secretaris, dr Hebly.
Op de Hogeschooldag, die 14 mei olv dr Ridderbos werd gehouden, spraken dr Bakker en minister Roolvink over Vernieuwing en continuïteit, resp. in kerk en theologie èn in de politiek. Bij studenten leefde het verlangen naar een andere opzet van deze dag – zoals trouwens al jaar en dag bij leden van de hogeschooldagcommissie. Een vingerwijzing in de richting van hoe het oa óók kan vormde de ontvangst, die de ‘latijns-amerika’-kring in de kleine aula de bezoekers bereidde: deze werden vergast op koffie met broodjes, maar ook op een scherp gesprek over de noden van de derde wereld. De rector sloot het cursusjaar onder vrij grote spanningen – men kan ook en misschien beter zeggen: in een vrij grote impasse – af, stilstaande bij Spreuke 9:10: “De vreze des Heren is het beginsel der wijsheid …”
Voor wat het afgelopen jaar betreft kan nog gewezen op de post-academische bijeenkomsten, wederom een zestal maandagen in het jaar gehouden. De werkgroepen waren gewijd aan het heilig avondmaal (Hartvelt–Ridderbos), zonde en schuld (Bakker-Jonker), het soortelijk gewicht van de historische en andere stoffen uit het OT (Koole), medische ethiek (Rothuizen) alsmede kerk in perspectief (mej Van Egmond en Schippers). In het kader van de zg overzichtscolleges op maandagmorgen refereerden dr A S vd Woude als gastdocent van de RU te Groningen over de lof der schepping, dr Hartvelt over marxistische geschiedbeschouwing, dr. Jonker over vragen rondom het ambt, dr. Bakker over Barth … en verder, drs Van der Velde over moderne wijsbegeerte en theologie, voorts drs De Moor over het pessimisme in de levensbe schouwing van de Kanaänieten. Hoewel de post-academiale cursus een groot aantal predikanten blijft trekken (kleine honderd) is het college van mening, dat de opzet voor verbeteri nog vatbaar is, zij het dat, wil deze werkelijk goed uitvallen, het wachten is op meer assistentie. Inmiddels is een commissie bezig met incidentele sanering.
Voor wat de serie Kamper Cahiers betreft heeft dr. Rothuizen gevraagd van het redacteurschap ontheven te worden. Tenslo tt e mag hier gememoreerd dat in de herfst van het vorig jaar van de hand van de oudleerling en ouddocent van de academie dr A Dekker een studie het licht zag over H omines bonae voluntatis, Das Phänomen der profanen Humanität in Karl Barths Kirchlicher Dogmatik, op welk onderwerp de auteur een jaar eerder insigni cum laude promoveerde aan de theo logische faculteit van Bazel (promotor dr Van Ooyen).
Examens en colloquia
Wat de examens en colloquia betreft, deze leverden – gerekend vanaf juni ’69 tot en met mei ’70 – de volgende gegevens op: colloquia: l; propaedeutische examens: 27; semi-candidaatsexamens: 27; candidaatsexamens: 7 (waarvan 2 A en 5 B); doctoraal examens: 4.
Het was de eerste keer in de geschiedenis van de Hogeschool, dat een hervormd predikant (ds J Schipper uit Zwolle) alhier doctoraal deed. Het aantal niet-gereformeerde studenten, dat ingeschreven staat neemt.
BIJLAGE II
BEHANDELDE STOF OP DE COLLEGES IN DE CURSUS 1969–1970
Door de hoogleraren is in deze cursus op de colleges het volgende be handeld:
- Prof dr AG Honig. Colleges Zendingswetenschap:
Een algemene inleiding is gegeven over het doel der zending.
- Zendingstheorie. Behandeld zijn een aantal problemen in verband met zendings-werelddiakonaat -ontwikkelingshulp, wier verband eerst is beschouwd vanuit de vraag, hoe men de verhouding ziet van heilsgeschiedenis en profane geschiedenis (in het piëtisme; in het vooruitgangsoptimisme met o.a. Warneck; in de dialektische theologie; social gospel en Comprehensive approach; de missio Dei). Vervolgens is ingegaan op de drijfveren, waarbij speciaal de aandacht werd gericht op huidige opvattingen t.a.v. medemenselijkheid en de new humanity in Christ, de humanistische drijfveren en het gegrepen worden door Gods heilshandelen in Christus. De verwachting van vernieuwing via structuurveranderingen èn de weg via levensvernieuwing van mensen naar transformatie der samenlevingsverbanden. Uitgaande van het synoderapport over barmhartigheid en gerechtigheid, is gezocht naar een betere fundering in de grondlijnen van de bijbelse boodschap. Tenslotte is ingegaan op de situatie, waarin zending, werelddiakonaat en ont wikkelingssamenwerking plaatsvinden, speciaal in Azië en Afrika met als uitgangspunt het verschil tussen christelijk scheppingsgeloof en naturalistisch religieus besef.
- Zendingsgeschiedenis. Een begin is gemaakt met de behandeling van de kerkgeschiedenis van Indonesië in de zestiger jaren. Als inleiding daarop werd aan de hand van de dissertaties van B Dalum, 1966, dr Muskers, 1969, ingegaan op de ideologie van Sukarno als voorbeeld van de ontwikkeling van het nationale zelfbewustzijn in jonge staten, waarna uitgaande van de uitspraken van de Raad van Kerken in Indonesia in 1960 over “dienst”, besproken is hoe de kerken zich principieel opstelden temidden van de via indoctrinatie alom verspreide staatsleer. Nagegaan is, in hoeverre in de werkelijkheid van de ontwikkeling de principiële inzet is gerealiseerd tot aan de communistische opstand in 1965. Daarnaast werd getekend de ontwikkeling in Nieuw-Guinea gedurende deze zelfde jaren.Tenslotte werden de problemen der Colleges prof dr Plomp:
Kerkrecht: in het eerste semester werden de kerkorden van Calvijn behandeld, in het tweede semester een uitvoerige casus, waarbij oa ter sprake kwamen de onderlinge relatie van de verschillende kerkelijke vergaderingen, het gezag van deze vergaderingen enz, het instituut van kerkelijke deputaten, hun bevoegdheid enz, de taak van de commissie van beheer en haar relatie tot de kerkeraad enz.
Algemene kerkgeschiedenis (nieuwere periode): behandeld werden capita selecta uit de geschiedenis van het piëtisme: het gerefor meerde piëtisme met name van Gerhard Tersteegen, de zes desi deria van Philipp Jacob Spener, de “Bekenntnisbewegung ‘Kein anderes Evangelium’”.
Bl 34
I. Behandelde collegestof prof dr JL Koole:
Hist. Rev. OT: methoden en vooronderstellingen van de heden daagse exegese.
Exegese 4de jaar en 3de jaar: Jesaja 53.
Exegese 3de jaar (canoniek): K Koch, Was ist Formgeschichte? (werkcollege).
Exegese 2de jaar: bespreking van de stof voor tentamen OT-1 en perikopen uit verschillende literaire genres (werkcollege).
II. Verslag van werkzaamheden prof dr WD Jonker, Ambtelijke vakken:
a. Homiletiek
Voor het eerst hebben we een verdeling aangebracht tussen vierde en vijfdejaarstudenten, óók wat de theoretische homiletiek betreft. Met de vierdejaars is behandeld de formele homiletiek met rele vante vragen uit de principiële homiletiek en met de vijfdejaars is de vraag besproken: Hoe functioneert de Bijbel in de prediking? In het tweede semester is het boekje van HD Bastian, Verfremdung und Verkündigung als basis van de besprekingen genomen.
Wat de praktische homiletiek betreft, heeft ds Schippers net als vorig jaar verantwoordelijkheid aanvaard voor de vijfdejaars. Ik heb, vanwege het grote aantal studenten in het vierde jaar, geen andere keuze gehad dan wekelijks twee studenten dezelfde tekst te laten behandelen. Een poging is gedaan het kerkelijk jaar in gedachte te houden bij de keuze van de pericopen.
. Poimeniek
Als onderwerp werd gekozen: pluraliteit in het pastoraat. De bedoeling was wat meer informatie te verstrekken in verband met huidige behoeften die samenhangen met veranderingen in de maatschappij. Daarbij werd uiteraard vooral aandacht geschonken aan voorstellen voor de wijziging van gemeentestructuren en nieuwe gedachten inzake het funktioneren van het ambt.
Op maandagavond heb ik in het tweede semester ook de colleges van drs Goetze op maandagavonden meegemaakt in de plaats van ds Schippers , die dat vorig jaar deed .
c. Diakoniek
’n Werkgroep diakonaat is in het leven geroepen en begeleid. De vragen die hier aan de orde waren, raakten de fundering van het diakenambt, de verhouding tussen de arbeid van de diaken en het diakonaat als funktie van de gemeente als geheel èn de verhouding tussen avondmaal en diakonaat.
d. Post-academiale cursus
Met prof Bakker een werkgroep over de prediking in verband met zonde en schuld. Overzichtscollege: Vragen rondom het ambt (november 1969).
VI. Drs JC de Moor
behandelde in de cursus 1969–70 naast de grammatica van het Hebreeuws de volgende hoofdstukken: Genesis 12; 22; Exodus 32;Numeri 20; 2 Konings 18; 19; Jesaja 7–11; Ps. 27; 40; 47; 71; Prediker 3.
VII. Verslag van de cursus oude talen. Prof dr J Wytzes:
Voor de cursus van het tweede jaar stonden 29 deelnemers inge schreven. Van hen vielen er twee door ziekte en 1 door verandering van studierichting uit. Het colloquium werd naar gewoonte eind mei gehouden. Vier personen waren nog niet in staat daaraan deel te nemen, 22 anderen slaagden hetzij dadelijk in mei, hetzij na verlangd examen in juni of september, één vlak voor de paas vakantie ’70. Onder deze geslaagden waren er 5 die voor de zg. speciale regeling in aanmerking kwamen, d.w.z. dat zij wegens hun vorderingen eind ’69 propaedeutisch examen mochten doen. Zij slaagden allen, zij het ook dat een van hen het examen na de kerstvakantie, dus in ’70, over moest doen.
Gelezen werd na gemakkelijker oefenstof, die in 99 proefwerken werden gecontroleerd en gerepeteerd, stukken van Cicero en de Apologie van Plato.